KOCKENGEN – Anno 2014 bestaat de
landbouw in Kockengen en omgeving uit veeteeltbedrijven waar het
voornamelijk om de melk draait. Melk voor de diverse melkfabrieken
dat uiteindelijk in de supermarkt terecht komt. En melk voor de
kaasfabrieken eveneens voor de supermarkten. Enkele boeren in de
regio maken zelf kaas om het zelf te verkopen of voor de kaasverkoper
op de markten. Er zijn melkveehouders in de regio die ook varkens
houden en een enkeling kippen. Veel boeren hebben zo'n 80 tot 100
koeien. In 1930 had een boer gemiddeld 16 koeien. Veel boeren uit
Kockengen, Spengen, Teckop en Portengen teelden in het verleden
hennep voor de touwproductie in bijvoorbeeld Zuilen, Muiden en
Oudewater. In de Gouden Eeuw was dat kennelijk een lucratieve
bezigheid zo vertelde Harm Hoogendoorn tijdens een druk bezochte
presentatie bij de stichting Behoud Veenweidegebied.
Na de ontginning van het Groene Hart en
de Vechtstreek tussen de tiende en dertiende eeuw werd de grond
gebruikt voor akkerbouw. Al snel begon, door het afvoeren van water
door molens door sloten en weteringen, de bodem in te klinken.
Daardoor werd het land drassig. De boeren gingen over op veeteelt.
Veel kaas werd er op de boerderijen gemaakt en verhandeld op de
kaasmarkt bijvoorbeeld in Breukelen en ook verkochten de boeren, met
name in steden, melk aan huis. De boeren in de regio gingen de
veeteelt combineren met het verbouwen van hennep. Hennep groeit
uitstekend op de drassige poldergrond, vooral als de mest van het vee
op de hennepakkers is opgebracht werden de planten makkelijk twee
meter hoog. Dat ging vaak ten koste van het grasland dat minder mest kreeg en volgens de overleveringen nogal geel zag. Rond 1500 is de
teelt van hennep heel belangrijk geworden. Met name door de opkomst
van de visserij en scheepvaart was er veel touw, dus hennep nodig.
Ook werden er visnetten en zeilen van hennep gemaakt. De boeren
legden in de zestiende en zeventiende eeuw speciale hennepwerven of
henneptuynen aan. Kleine percelen grond, omringd door sloten en
meestal direct naast de boerderij.
Ieder jaar in mei werd het hennepland
ingezaaid. Vervolgens werden de mannelijke planten eind juli geoogst
en de vrouwelijke planten een maand later. De planten werden op
bossen gebonden en in de sloot gelegd om te 'roten'. Dat is om de
hennepvezels los te maken van de houtige kernen van de planten. Het
roten gaf een enorme stank, maar dat namen de boeren voor lief, het
was tenslotte hun inkomen. Na een dag of tien werd de hennep te
drogen gezetknotwilgen of speciale stellingen. Vervolgens werd de
hennep boven een vuur extra gedraagd. Daarna werd de hennep
'gebraakt'. Met de braak werden de hennepstengens gebroken zodat
houtpijp en vezel werden gescheiden. Na het braken werd de hennep
over de 'hekel' gehaald om houtresten te verwijderen. Een hekel is
een houten balk waarop spijkers staan. De oogst was klaar voor
verkoop en werd met schuiten via onder meer de riviertjes Heicop,
Bijleveld en Angstel werden de Vecht en Amstel bereikt. Vandaar werd
er bijvoorbeeld naar Muiden of Zuilen gevaren waar zogenaamde
lijnbanen waren gevestigd waar de hennep tot touw werd verwerkt.
Een boerderij met een kleine akker met
sloten eromheen.
Tekst
en foto: Gijs Kleinveld
Geen opmerkingen:
Een reactie posten